Het is een term die is ontstaan in de oude
Romeinse osteria's. Een truc die door de gastheren werd gebruikt om de wijn die een beetje aan azijn begon te ruiken, op te maken. Voordat de wijn werd geserveerd, werd de klant
rauwe venkel aangeboden, die aromatische stoffen bevat die een verdovende werking hebben op de slijmvliezen van de tong. Het is een aroma dat zo intens is dat het de perceptie van azijn elimineert.
In feite kon de wijn acceptabel lijken en kon men niet zeggen dat deze defect was. Vaak werd deze truc niet alleen gebruikt om de azijnachtige smaak te elimineren, maar ook om problemen met de kwaliteit van het product te vermijden. Vooral in tijden waarin de wijnen uit de Castelli Romani van twijfelachtige houdbaarheid kwamen.
Kortom, dit moet ons doen beseffen dat
een venkel niet gelijk is aan enige wijn en vooral dat men moet oppassen met wat men eet voordat men een
rode wijn of een
witte wijn proeft, omdat dit de smaak kan beïnvloeden.
Fabio De Vecchi